De anatomie van de ogen, oogleden en oogkas

De anatomie van de ogen, oogleden en oogkas

Orbita (oogkas)

De oogkas is een benige structuur waarin het oog is ondergebracht. De bodem bestaat uit verschillende botten, waaronder het jukbeen (os zygomaticum) en de bovenkaak (maxilla). Dan heeft de oogkas nog een laterale wand gevormd door het jukbeen (os zygomaticum) en wiggebeen (os sphenoidale), een mediale wand bestaande uit het zeefbeen (os ethmoidale), traanbeen (os lacrimale) en de bovenkaak (maxilla) en een bovenwand gevormd door het voorhoofdsbeen (os frontale en het wiggebeen (os sphenoidale).

Bulbus oculi (oogbol)

De bulbus oculi, de oogbol, heeft een aslengte van circa 24 millimeter en ligt in de orbita, de oogkas. De oogbol bevat verschillende structuren die aan de functie van het oog bijdragen. De oogbol bestaat uit drie lagen. Van buiten naar binnen zijn dit de tunica fibrosa, tunica vasculosa en tunica interna.

  • Cornea (hoornvlies)
    De cornea is het doorzichtige, bolvormige voorste deel van het oog dat licht doorlaat en het oog helpt focussen.
  • Sclera (harde oogrok)
    De sclera is de witte, buitenste laag van het oog. Deze bindweefsellaag zorgt voor bescherming en stevigheid. De sclera gaat voorin het oog over in de cornea.
  • Voorste kamer
    De voorste kamer is een ruimte gevuld met kamerwater tussen het hoornvlies en de iris.
  • Iris (regenboogvlies)
    Het gekleurde deel van het oog is de iris. Het reguleert de grootte van de pupil en zo de hoeveelheid licht die het oog binnenkomt.
  • Pupil
    Het zwarte gedeelte van het oog, in het midden van de iris, zorgt ervoor dat licht naar de lens gaat.
  • Lens
    De lens is een transparante structuur achter de iris die het licht verder buigt en focust op het netvlies.
  • Retina (netvlies)
    De retina bestaat uit staafjes en kegeltjes.

    • Staafjes: gevoelig voor licht en donker. Helpen bij nachtzicht en perifere visie.
    • Kegeltjes: gevoelig voor kleur en details. Helpen bij het zien van kleur en centrale visie.
  • Fovea
    Bevatten de hoogste concentratie kegeltjes, essentieel voor scherp zicht.
  • Macula (gele vlek)
    Dit is het centrale deel van het netvlies dat verantwoordelijk is voor scherp en gedetailleerd zicht.
  • Papil (blinde vlek)
    Op de blinde vlek komen de oogzenuwen samen en verlaten de oogbol.
  • Uvea
    De uvea ligt tussen de harde oogrok en het netvlies. In de uvea liggen cellen die pigment maken, melanocyten.
  • Choroidea (vaatvlies)
    Deze vasculaire laag ligt tussen de sclera en het netvlies en levert voor voeding en zuurstof aan het oog.
  • Corpus ciliare (straallichaam)
    De corpus cilaire is de verdikking die net voor de overgang van het vaatvlies naar de iris zit.
  • Glasachtig lichaam
    Dit is een doorzichtige gelatine substantie die de grootste ruimte binnen het oog vult en vormgeeft aan het oog.

Innervatie (oogzenuwen en -spieren)

In het oog bevinden zich verschillende zenuwen die essentieel zijn voor de functies van het zien, de oogbewegingen en de reflexen. De belangrijkste zenuwen die betrokken zijn bij het oog zijn:

  • Optische zenuw (Nervus Opticus):
    Verantwoordelijk voor het transporteren van visuele informatie van het netvlies naar de hersenen. De optische zenuw begint bij het netvlies, gaat door de oogkas en kruist gedeeltelijk bij het optisch chiasma voordat het de visuele cortex in de hersenen bereikt.
  • Oogbewegingszenuwen
    Deze zenuwen sturen de spieren aan die de bewegingen van het oog controleren:

    • Nervus Oculomotorius (III):
      Stuurt vier van de zes extrinsieke oogspieren aan (de bovenste, mediale en onderste rechte spieren, en de onderste schuine spier), en de spier die het bovenste ooglid optilt (levator palpebrae superioris). Het innerveert ook de spieren die de pupilgrootte en lensvorm regelen voor accommodatie. De Nervus Oculomotorius loopt vanaf de hersenstam door de oogkas naar de oogspieren.
    • Nervus Trochlearis (IV):
      Innerveert de bovenste schuine spier, die het oog naar beneden en naar binnen draait. De Nervus Trochlearis loopt vanaf de hersenstam via de oogkas naar de bovenste schuine spier.
    • Nervus Abducens (VI):
      Innerveert de laterale rechte spier, die het oog naar buiten beweegt. De Nervus Abducens loopt vanaf de hersenstam door de oogkas naar de laterale rechte spier.
    • Nervus Trigeminus (V):
      Voorziet het gezicht van gevoel en heeft een tak (nervus ophthalmicus) die de sensatie aan de voorkant van het oog, de oogleden en de conjunctiva levert. De nervus ophthalmicus, een tak van de nervus trigeminus, verdeelt zich in verschillende takken die door de oogkas lopen en sensorische informatie aan het oog en de omgeving geven.
    • Nervus Facialis (VII):
      Innerveert de orbicularis oculi spier, die betrokken is bij het sluiten van de oogleden. De Nervus Facialis loopt vanaf de hersenstam door het gezicht en voorziet de gezichtsspieren van zenuwsignalen.
  • Sympathische en parasympathische vezels:
    • Sympathische vezels: Reguleren de pupilverwijding en de oogleden.
    • Parasympathische vezels: Regelen de pupilvernauwing en accommodatie via de nervus oculomotorius.
  • Deze zenuwen werken samen met spieren om de bewegingen van het oog te coördineren. De oogbewegingen worden gecontroleerd door zes extra oculaire spieren:

    • Rectus superior: tilt het oog omhoog.
    • Rectus inferior: draait het oog naar beneden.
    • Rectus medialis: beweegt het oog naar de neus.
    • Rectus lateralis: beweegt het oog naar de slaap.
    • Obliquus superior: beweegt het oog naar beneden en naar buiten.
    • Obliquus inferior: beweegt het oog omhoog en naar buiten.

Fat pads

Vet in de oogleden bevinden zich natuurlijke vetkussentjes die zich in zowel de bovenoogleden als in de onderoogleden bevinden. Deze vetkussentjes hebben een beschermende functie en bieden ondersteuning aan de ogen. Echter, om verschillende redenen kunnen deze vetkussentjes zichtbaarder worden en cosmetische problemen veroorzaken.

  • Veroudering
    Met het ouder worden verliezen de huid en de spieren rondom de ogen hun elasticiteit en kracht. Dit kan ervoor zorgen dat het vet dat normaal gesproken wordt ondersteund door deze structuren naar voren komt, waardoor de oogleden er opgezwollen of gezwollen uitzien.
  • Genetica
    Erfelijke factoren spelen een belangrijke rol bij de vorming van vetkussentjes in de oogleden. Sommige mensen zijn van nature meer geneigd om vet in dit gebied te accumuleren.
  • Vochtretentie
    Vochtophoping, vaak veroorzaakt door factoren zoals slaapgebrek, een hoog zoutgehalte in de voeding, allergieën of hormonale veranderingen, kan leiden tot (op)gezwollen oogleden.
  • Levensstijl
    Een ongezonde leefstijl zoals overmatig alcoholgebruik, roken, stress en onvoldoende slaap kunnen bijdragen aan de vorming van (op)gezwollen oogleden.

Om cosmetische of functionele redenen kan ervoor gekozen worden chirurgisch vet te verwijderen in de oogleden. Dit wordt ook wel blefaroplastiek genoemd.

  • Cosmetische redenen voor blefaroplastiek:
    • Overtollig vet veroorzaakt een gezwollen of opgezwollen uiterlijk van de boven- en/of onderoogleden.
    • Hangende oogleden die een vermoeide of ouder uitziende blik geven.
    • Wallen onder de ogen die niet verholpen blijken bij andere behandelingen.
  • Functionele redenen voor blefaroplastiek:
    • Overtollige huid en vet die het zicht beperken door over de wimpers te hangen.
    • Oogirritatie door overtollige huid die tegen de oogleden wrijft.
    • Moeite met het dragen van een bril of contactlenzen door overtollig vet en huid.

Palpebra superior/inferior (oogleden)

De oogleden zijn dunne huidplooien die het oog beschermen tegen vuil en licht en helpen het oppervlak van het oog vochtig te houden. De anatomie van de oogleden kan worden onderverdeeld in verschillende lagen en componenten:

  • Huid
    De huid van de oogleden is de dunste van het hele lichaam en bevat geen onderhuids vet. Het ooglid is een dunne, elastische huid.
  • Subcutaan weefsel
    Onder de huid bevindt zich een dunnen laag bindweefsel. Deze laag verbindt de huid met het onderliggende spieren.
  • Spieren
    De oogleden worden voornamelijk bewogen door de Musculus Orbicularis Oculi en de Musculus Levator Palpebrae Superioris.

    • Musculus Orbicularis Oculi: deze spier is verantwoordelijk voor het sluiten van de oogleden. Het speelt een cruciale rol bij knipperen, wat essentieel is voor het verspreiden van traanvocht over het oogoppervlak en het verwijderen van kleine deeltjes en stof. De musculus orbicularis oculi bestaat uit drie delen:
      1. Pars Palpebralis: zorgt voor zacht knipperen.
      2. Pars Orbitalis: zorgt voor krachtig sluiten van de oogleden, zoals bij fel licht of bij het beschermen van het oog.
      3. Pars Lacrimalis: helpt bij het pompen van tranen in het traankanaalsysteem.
    • Musculus Levator Palpebrae Superioris
      Deze spier is verantwoordelijk voor het optillen van het bovenste ooglid, wat essentieel is voor het openen van het oog.
    • Musculus Tarsalis Superior (Müller's Muscle)
      Dit is een gladde spier die bijdraagt aan het openen van het oog. Het speelt een rol in het behouden van de ooglidpositie tijdens waakzaamheid. Dysfunctie van deze spier kan leiden tot ptosis (hangend ooglid).
  • Tarsale plaat
    Dit is een stevige, maar flexibele structuur die het ooglid vormgeeft.
  • Bindvlies (conjunctiva)
    Het bindvlies is een dunne, doorzichtige slijmvlieslaag die het binnen oppervlak van de oogleden bedekt en doorloopt naar het oogoppervlak. Deze laag helpt het oog beschermen en bevochtigen.
  • Klieren
    • Klieren van Meibom: de klieren van Meibom liggen in de tarsale plaat die olie produceren om de tranen laag stabiel te houden en uitdroging te voorkomen.
    • Talgklieren (Zeiss-klieren): monden verder uit in de haarzakjes van de wimpers.
    • Zweetklieren (Moll-klieren): monden verder uit in de haarzakjes van de wimpers of direct op het huidoppervlak
    • Wimpers: de wimpers lopen langs de rand van het ooglid en beschermen het oog tegen vuil en kleine deeltjes.

Glandulae lacrimales (traanklieren)

De traanklieren (glandulae lacrimales) zijn een belangrijk onderdeel van het traansysteem en spelen een cruciale rol in de productie van tranen. De traanklieren bevinden zich in de bovenste buitenhoeken van de oogkassen, net boven de oogbollen. Elke traanklier is ongeveer de grootte van een amandel en bestaat uit twee delen: een grotere orbitale (oogkas) lob en een kleinere palpebrale (ooglid) lob. De belangrijkste functie van de traanklieren is de productie van tranen. Tranen zijn essentieel voor het oogoppervlak, de voorziening van voedingsstoffen en zuurstof aan de buitenste lagen van het oog, en het verwijderen van vuil en micro-organismen.

De samenstelling van tranen bestaat uit:

  • Een olieachtige (lipide) laag.
  • Een waterige (aqueuze) laag.
  • Een slijmachtige (mucine) laag.

De productie van tranen wordt gereguleerd door zowel het autonome zenuwstelsel als reflexmechanismen.

  • Basale traanproductie gebeurt continu om het oog vochtig te houden.
  • Reflextranen worden geproduceerd als reactie op irritatie van het oog, zoals stof, rook of sterke emoties (huilen).

Het hele systeem van ogen, oogleden en oogkas werkt samen om visuele informatie te ontvangen, te verwerken en te beschermen. Dit is cruciaal voor het gezichtsvermogen.

Terug naar het nieuwsoverzicht

Gepubliceerd op 25 juli 2024